Meestal staan de ervaringen van de deelnemende jongeren in het Bouwdepot centraal. Maar vandaag kijkt iemand anders me vanachter een computerscherm aan: Sierd-Jan Jongsma, projectleider sociaal domein bij Gemeente Groningen. En dus één van de mensen die het Bouwdepot in Groningen mogelijk maakt. De uitgelezen kans om erachter te komen hoe het Bouwdepot vanuit de bestuurlijke kant wordt ervaren.
In Groningen zitten nu voor het eerst 5 jongeren in een traject. Maar dat is vast niet over één nacht ijs gegaan?
Nee, dat had wel wat voeten in aarde. Het Bouwdepot was op twee punten best spannend voor de Gemeente: aan de ene kant schuurt het een beetje tegen de grenzen van de wet aan, daarom hebben we het kleinschalig aangepakt en moet de besluitvorming extra zorgvuldig. Je wilt het goed dichttimmeren. En het tweede deel is het bekostigen van iets experimenteels. Maar inhoudelijk was de discussie er eigenlijk nauwelijks. We kennen de problemen en daarom waren de bestuurders daar heel eensgezind over: dit gaan we gewoon doen als onze jongeren dat nodig hebben.
Sommige jongeren hebben hun traject al afgerond, maar anderen zitten er nog middenin. Wat is je tot nu toe het meest bijgebleven?
De stellingen en vragen die aan het begin opkwamen. Wat is onvoorwaardelijkheid en hoe ver gaat dat? Hoe los kun je jongeren laten? En wat gaat er dan gebeuren als je dat doet? Dat is het mooie aan de aanpak vind ik: je probeert echt de verschuiving te maken naar het werken vanuit vertrouwen. Je hoopt natuurlijk dat dat werkt, maar de gedachtegang erachter is bijna nog interessanter.
Hoe dat zo?
Vertrouwen is op dit moment een woord dat nauwelijks in het systeem terug te vinden is. Om deze jongeren in crisissituaties daadwerkelijk te kunnen helpen, moet er écht iets anders in het systeem. Want het zijn vooral de systemische mankementen die hun vooruitgang in de weg zitten.
Waar zag je dat in de praktijk in terug?
Ik hoorde van de begeleiders dat de jongeren die meedoen soms met tranen in hun ogen stonden, omdat het zó niet vanzelfsprekend voor ze is dat ze dit gewoon ‘krijgen’, zonder dat we iets terugverwachten. Dat raakte me wel, daar heb ik eerder niet zo bij stil gestaan. Het continu moeten bewijzen van je situatie, aantonen van je uitgaven, zoeken naar financiering, voldoen aan strenge regels. Dat zorgt niet bepaald voor een stabiele basis voor vooruitgang. Daarom willen we een nieuwe beweging in het systeem: in plaats van de regeltjes, het vertrouwen voorop. In de jongeren én de begeleiders.
Dus dat vertrouwen is niet alleen van toepassing op de jongeren, maar ook op de begeleiders en hun werk?
Ja, absoluut. We verwachten in het huidige systeem van begeleiders of jeugdhulp ook een soort opvoedkundige rol. Maar eigenlijk hebben we dat randvoorwaardelijk helemaal niet ingeregeld. Dat maakt het werk van een begeleider soms heel lastig en frustrerend. In het Bouwdepot zie ik dat zij het gevoel hebben dat ze ook een handelingsvrijheid hebben om met die jongeren de goede dingen te doen, in plaats van dat je het allemaal moet bevechten richting een gemeente. Ze kunnen veel meer focussen op waar het over moet gaan: begeleiden. Leren, vallen, opstaan. De tijd nemen voor goede gesprekken. Daar zit voor mij wel echt het belang van wat we proberen te doen: hulpverleners samen met de jongeren in staat stellen om de stap naar zelfstandigheid te maken. Ieder individu heeft namelijk iets anders nodig, dus het systeem zou daar wat mij betreft veel flexibeler in moeten zijn.
Hoe kan het systeem volgens jou inspelen op wat een individu nodig heeft?
Daar hoort wel een spanningsveld bij. Je kunt niet elk individu in je beleid schrijven. Maar aansluiten bij de leefwereld, dat is wat we willen. Flexibiliteit in de wet- en regelgeving. Ik hoop ook echt dat dat uiteindelijk lukt. Zo’n pilot van het Bouwdepot, ook al is het kleinschalig, zet dat wel in gang. Want als je het niet gewoon gaat dóén, dan kom je nooit uit bij de gesprekken die daarvoor gevoerd moeten worden.
En nu? Nog een traject?
Ik hoop het wel! Met het Bouwdepot leren we hoe dat ‘aansluiten bij de leefwereld’ eruit zou kunnen zien. We hebben uit deze eerste pilot al veel geleerd, maar we hebben ook nog een lange weg te gaan. Ik hoop dat we het traject op een grotere schaal gaan herhalen.